dinsdag 9 juni 2020

Vervolg: Hoofdstuk 1: Storytelling art

Vervolg op: Storytelling art deel 1.

Dat wij, als mens, verhalen vertellen is zo oud als de mens zelf. De drang om verhalen te vertellen is niet pas ontwikkeld. We kunnen dus stellen dat ook de prehistorische mens verhalen vertelde. Of hier al een verband is tussen het gebruik van beelden bij het vertellen is enkel giswerk. Wellicht bestaat er vanaf het begin een verband tussen beeld en woord. Over de functie van de grotschilderingen bestaan enkele theorieën. Nemen we het voorbeeld van schilderingen van dieren:

  1. Religieus – magisch: door het dier af te beelden vangen ze de geest en verloopt de jacht minder gevaarlijk. Of stemmen ze de geest van het dier gunstig.
  2. Strategisch: de jacht voorbereiden door bij de afbeelding van het dier, waarop ze gingen jagen, uit te leggen wat het plan is voor de eigenlijke jacht.
  3. Avontuur vertellen – nabeschouwing – les leren: na de jacht vertellen de jagers over de gebeurtenissen aan de stam. Hierdoor kunnen de jongeren lessen leren uit de fouten of successen van de ouderen.
  4. Geheugensteun: bij het vertellen van een verhaal kan een geheugensteun wel eens van pas komen. Het maken van tekeningen bij het leren onthouden van een tekst helpt. Iedereen maakte in de lessen op school wel eens een droedel in de marge van de werkboeken.

 In elke theorie staat het vertellen centraal. Het vertellen om voor te bereiden, om na te bespreken en om anderen te doen leren. Verhalen dienen voor de overdracht van een cultuur. Het zijn meer dan gewone illustraties. We bekijken deze beelden op de wanden van rotsen en grotten als kunst. Maar ze dienden een andere functie dan het puur esthetische. De beelden hadden een specifieke betekenis voor de mensen binnen een maatschappij. In zijn documentaire over de westerse beschaving geeft Kenneth Clark het voorbeeld van het houtsnijwerk op een Vikingschip: wij kijken naar deze drakenkop als een kunstwerk. Dit is niet de oorspronkelijke bedoeling ervan. Net zoals de kruisweg in een kerk niet bedoeld is als mooi kunstwerk om de kerk te versieren.

Åsa Fredell spreekt in haar studie over prehistorische rotskunst[1], over de communicatieve en sociale betekenis van de prehistorische beelden op de rotsen. Communicatief en sociaal zegt zij. Dus, voorbereiden, nabespreken of aanleren.

Fredell ijvert voor een studie van deze beelden in relatie tot zichzelf en tot de andere beelden in het paneel[2] (in dit geval rots). Als we de beelden als een semasiografisch systeem[3] bekijken, worden ze onderdeel van de geschiedenis van het schrift.

De semasiografie is het vastleggen door middel van tekens van een betekenis[4]. Het gaat hierbij om de registratie dat er iets moet onthouden worden in plaats van wat er onthouden moet worden. Een semasiogram dient dus als communicatie maar niet als taalteken. Wat men wil onthouden en meedelen wordt in een beeld vastgelegd, dit noemen we pictografie. Wanneer deze beelden in een rots gekerfd zijn noemen we dit een petroglief. Een petrogram is dan een tekening op een rots aangebracht met kleurstof.

 Het is mogelijk dat de rotstekeningen begonnen zijn als semasiografisch in de vorm van petrogliefen of petrogrammen. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat bv. de afdrukken van handen op grotwanden dienden als geheugensteunen zoals een knoop in een zakdoek: wat men moest onthouden dient via associatie terug te komen. De tekeningen op rotsen beroepen zich op visuele associaties, afspraken en het geheugen[5].



Wordt vervolgd.

[1] Volledige titel van het hoofdstuk: To Let the Pictures Talk: Possibilities and limitations in the interpretation of prehistoric figurative rock art. Fredell, 2004.

[2] Fredell, 2004, p. 138.

[3] Vertaling van het Engelse semasiographic system in Fredell, 2004, p. 147.

[4] van Bork, Delabastita, & van Gorp (et.al.), 2012.

[5] Fredell, 2004, p. 140.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten