Posts tonen met het label Studie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Studie. Alle posts tonen

woensdag 5 augustus 2020

Hoofdstuk 2: Beeld en Sequentiële kunst. Sequentiële kunst. Deel 1

We bekijken even onze definitie van wat  een strip is (zie Over het wezen van de strip): 

Narrative + Art + Sequention = Comic.

In dit deel bekijken we Sequention, sequentiële kunst. Met sequentiële kunst komen we steeds dichter bij de strip zoals we die nu kennen.

Sequentie vinden we overal: één woord is een serie letters naast elkaar. Een zin is een sequentie van woorden. Een verhaal is een sequentie van zinnen. Waardoor een verhaal in se sequentiële kunst is.
Eén muzieknood kan geen compositie zijn. Een compositie is een aaneenschakeling van muzieknoten. Waardoor een compositie een sequentie van muzieknoten is. De lyrics van een nummer is een sequentie van woorden.
Sequentiële kunst is een vertelling van een opeenvolging van gebeurtenissen. Hiervoor moeten deze gebeurtenissen naast elkaar geplaatst worden. In de beeldende kunst worden deze gebeurtenissen getoond aan de hand van beelden. De beelden moeten naast elkaar geplaatst worden, dit noemen we juxtapositie. Deze naast elkaar geplaatste afbeeldingen worden meer dan slechts afbeeldingen, ze worden getransformeerd tot iets ‘hogers’, tot sequentiële kunst, de kunst van de strip. 

De afbeeldingen op de muren van Egyptische tempels en graven vertellen een verhaal aan de hand van opeenvolgende tekeningen. Hetzelfde kunnen we zeggen over het Egyptisch dodenboek. Het bekendste deel van het dodenboek is Wegen van het hart, zoals te zien in het Dodenboek van Hoenefer. Als we verder gaan in de tijd is de Zuil van Trajanus (ingewijd in 113 n. Chr.) een mooi voorbeeld van sequentiële kunst. De zuil werd gebouwd ter ere van Trajanus. De zuil vertelt het verhaal van de Dacische Oorlogen. Het beeldhouwwerk is als een strook rond de zuil gewikkeld en telt maar liefst 114 scènes met in totaal ca. 2500 mensen erop afgebeeld. De keizer zelf komt een 60-tal keer voor. 

Het Tapijt van Bayeux is een voorbeeld van middeleeuwse sequentiële kunst. Het tapijt is een borduurwerk en vertelt het verhaal van de Normandische verovering van de troon van Engeland door Willem de Veroveraar (1066). Het tapijt is 70 meter lang en toont ons o.a. het dagelijks leven in het middeleeuwse Frankrijk en Engeland: gebruiken, wapenuitrusting, eten, kledij… Elke scène heeft een begeleidende tekst. Deze 58 tituli beschrijven wat we zien in elke scène. Het tapijt is een voorbeeld van kunst als middel voor politieke propaganda. 



Wordt vervolgd...

woensdag 22 juli 2020

Hoofdstuk 2: Beeld en Sequentiële kunst. De kracht van beelden. Deel 2

We zijn bezig met het ontleden van beelden aan de hand van volgend schema:

De theorie achter de eenvoudige en basische cartoon is dat we ons gemakkelijker kunnen identificeren met het personages, in tegenstelling tot een foto of een fotorealistische tekening, dan zien we het gezicht van een ander. Een combinatie is Vincent Van Gogh van Barbara Stok in een sterk vereenvoudigde stijl maar het blijft specifiek: het is Vincent Van Gogh en kan niemand anders zijn. Dit noem ik een specifieke cartoon.


De cartoon is een afbeelding die over alle grenzen heen zijn doel bereikt.

De kracht van de cartoon is de herkenbaarheid. Charlie Brown uit Peanuts van Charles Schulz is eenvoudig en toegankelijk getekend en zo creëren we een band met Charlie omdat we er zelf zoveel insteken. De aantrekkingskracht tot de personages is groot en het minimalisme staat in contrast met de complexe en filosofische tekst. De kracht van Kuifje is dat het een universeel personage is. Het gaat over de grenzen van cultuur en leeftijd heen. Iedereen kan zich identificeren met Kuifje. De populariteit van Calvin & Hobbes van Bill Watterson is dat iedereen Calvin kan zijn.

Helemaal aan de rechterkant van de as staan de stereotypen. Een stereotype wordt gedefinieerd als een idee of personage dat is gestandaardiseerd in een conventionele vorm, zonder individualiteit[1]. Het gebruik van stereotypen kan gevaarlijk zijn omdat ze zich laten gebruiken voor bv. propaganda of racisme. Daar zit een kracht van beelden in. Ze kunnen, net als van tekst, gebruikt worden voor eender welk doeleinde, goed of slecht.

De kunst van de strip gebruikt herkenbare reproducties van menselijk gedrag, de tekeningen maken gebruik van de herinneringen aan ervaringen van de lezer om een idee of proces snel te visualiseren. Daarom gebruikt de stripkunstenaar een vereenvoudiging van beelden in herhaalbare symbolen. Dus, stereotypen.

Een stereotype wordt getekend vanuit algemeen aanvaarde fysieke kenmerken geassocieerd met een beroep of de functie van het personage (zie groepen personages). Deze worden iconen en worden deel van de taal van strips of grafische verhalen.

Bekijken we het stereotype van professor:

  • Verstrooid
  • Zeer slim en vindingrijk
  • Vaak slechthorend 
  •  Bijziend (ook professor Barabas heeft een bril)
  •  Bij voorkeur hoge bejaard

Dit zijn overeenkomsten tussen professor Barabas door Willy Vandersteen, Professor Gobelijn door Jef Nys, Professor Farnsworth door Matt Groening en Professor Zonnebloem door Hergé.


Een stereotype werkt het beste bij volkeren met min of meer dezelfde culturele achtergrond. Toch kunnen we een professor herkennen. Er zijn stereotypen die de culturele grenzen overstijgen. Dit is omdat ook het personage van professor een oudere oorsprong heeft: het is een variant van het archetype magiër, wijze of gids (zie structuur van een verhaal en groepen personages). Merlijn is zo een archetype waarop alle grote tovenaars zijn gebaseerd. 
Voorbeelden van de magiër: Perkamentus, Gandalf, Obi-Wan Kenobi, Sinterklaas, Lao Tse, Confucius en Mozes.

Objecten hebben, net als personages, een eigen woordenschat. Bv: zwaarden. Het kromme zwaard doet denken aan piraten = slecht, terwijl het rechte zwaard doet denken aan een ridder= goed. Objecten kunnen de emotionele reactie bij de lezer verhogen. Zo kunnen symbolen van onschuld of vreedzame bedoelingen meer diepte geven dan de vanzelfsprekende weergave van slachtoffers. Een pop, bijvoorbeeld, is een heel duidelijk object van onschuld of vreedzame bedoelingen. Het getuigt niet alleen van de onschuld van de slachtoffers. Door de kracht van deze beelden gaat de lezer de moordenaars veroordelen.

Wordt vervolgd met Deel 2van Hoofdstuk 2: Sequentiële kunst.

[1] Vertaald uit: Eisner, Graphic storytelling and visual narrative, 2008, p. 11. 


donderdag 16 juli 2020

Hoofdstuk 2: Beeld en Sequentiële kunst. De kracht van beelden. Deel 1

We gaan verder met onze definitie: 

Narrative + Art + Sequention = comic

Het eerste deel, Narrative, hebben we deels behandeld in het eerste hoofdstuk. We gaan verder met Art en Sequention: kunst, beeld en sequentie.

Nood: Toen ik dit schreef was de aanslag op Charlie Hebdo actueel. Het blijft een goed voorbeeld. Zie einde van tekst.

De kracht van beelden.

Mensen voelen zich verbonden met de personages in (strip)verhalen. In het deel over de stripgeschiedenis zullen we voorbeelden aanhalen als The Gumps en onze eigen Kiekeboes. Denk ook aan Sherlock Holmes, toen Sir Arthur Conan Doyle de detective liet doodgaan, werd dit onthaald op heel wat protest van de fans. De wisselwerking tussen beeld en verhaal is nergens zo sterk als in de strip. De strip is geen hybride, minderwaardige vorm van literatuur en beeldende kunst. Het is een geslaagde combinatie die haar kracht zowel uit verhaal als beeld haalt. In dit deel ga ik dieper in op de kracht van beelden.

Het schema is van toepassing op alle vormen van de beeldende kunst. De beweging van links (realisme) naar rechts (abstractie) is de beweging doorheen de kunstgeschiedenis. Het vertegenwoordigd de vraag ‘Wat is kunst?’ Is het principe van mimesis noodzakelijk om van kunst te spreken? Volgens Leon Battista Alberti[1] wel. Volgens Alberti moest een schilderij niet te onderscheidden zijn van wat het afbeeldt. Arthur C. Danto heeft dit de albertiaanse geschiedenis genoemd[2]. Laten we zeggen dat deze albertiaanse geschiedenis als heersende eigenschap eindigde bij de abstractie kunst. De albertiaanse geschiedenis is nog niet voorbij want schilderijen en tekeningen naar waarheid worden nog steeds gemaakt en is een belangrijk onderdeel van de opleiding tot kunstenaar.

Sir Gombrich geeft in zijn Story of art het voorbeeld van Picasso’s tekeningen van een Haantje en Kloek met kuikentjes. De tekening van de kloek is waarheidsgetrouw maar het haantje lijkt niets op een haan zoals de mensen in hun tuin hebben. Picasso heeft bewezen dat hij een kip naar waarheid kan tekenen. Maar Picasso was niet tevreden met het uiterlijk zonder meer. Hij wou de strijdlustigheid en brutaliteit[3] van de haan weergeven. Hiervoor greep hij naar een karikatuur.

De karikatuur is het resultaat van de belangstelling die kunstenaars hebben voor expressiviteit en het experimenteren met het afbeelden van gezichten en lichamen. Leonardo da Vinci bracht deze expressiviteit tot extreme hoogte met zijn groteske portretten/karikaturen. Giuseppe Arcimboldo bracht de karikatuur naar fantasie met zijn fruitportretten. William Hogarth bracht de karikatuur naar satire in de politieke cartoons.

De aanslag op Charlie Hebdo van 7 januari 2015 en de protesten/ het geweld tegen de nieuwe uitgave van Charlie Hebdo bewijzen nog maar eens hoe krachtig de cartoon is, net als het wereldwijde geweld tegen de Mohammedcartoons (2005). De cartoon is een middel om te ventileren tegen politieke en maatschappelijke gebeurtenissen. Dit werd al gedaan in het oude Rome: uitspraken vergezeld met tekeningen vinden we op muren van Romeinse archeologische site.

Met de karikatuur en cartoon verschuiven we meer en meer naar de rechterkant van de as.

In de volgende post gaan we verder met de karikatuur en cartoon.

Wordt vervolgd...



[1] Italiaanse kunstenaar en filosoof (1404-1472).

[2] Danto, 2014, p. 18.

[3] Gombrich, 1974, p. 10.



Hoofdstuk 1: Intermezzo. Genre, thema en functie van verhalen.

In dit deel bekijken we het genre, thema en de functie van verhalen. Wat is nu juist een genre? En wat is het verschil met het thema van een verhaal? 
Na dit intermezzo gaan we verder met Hoofdstuk 2 van het eerste deel (Over het wezen van de strip).

Genre en thema van verhalen.


Een genre is een structurele kwestie, terwijl het thema een inhoudelijke kwestie is. Het thema is het antwoord op de vraag ‘Waar gaat het over?’. Een genre is een categorie en een thema een onderwerp. Liefde kan een thema zijn. Liefde kan zich afspelen binnen het genre van historische verhalen: bv. het verhaal van een koning en zijn koningin.

Sommige genres zijn ook thema’s: een oorlog kan zich afspelen in de toekomst (SF) en in het verleden (historisch) en natuurlijk ook in het heden. In deze verschillende tijdsindelingen kan de nadruk sterk verschillen. 

Een genre (genus – groep) is een manier om verhalen te classificeren. Volgens Aristoteles waren er slecht twee genres: het verhalende en het dramatische. Vandaag de dag bestaan er veel meer genres. Elk genre heeft zijn eigen kenmerken op vlak van character types, omgeving en narratief patroon.

Bij strips komen bij deze kenmerken nog een de beeldconventies bij. Elk genre vraagt om zijn eigen stijl van tekenen. Zo zal een sciencefiction verhaal eerder, maar niet uitsluitend, een realistische tekenstijl vragen. Verhalen die zich in het hier en nu afspelen, in onze realiteit, kunnen een verdere vorm van abstrahering verdragen omdat het verhaal niet vreemd aanvoelt, het is herkenbaar. Elke nieuw genre is een mogelijkheid binnen de wereld van de strip, net als elke mogelijke mengvorm.

Mengvormen vinden we vooral in het genre van superhelden. De genres komen over het algemeen overeen met de genres binnen de literatuur en de onderverdelingen in bibliotheken. Om genres te onderscheiden kijken we naar structurele elementen binnen een verhaal (structuur van een verhaal).

Veel voorkomende genres die ook terug te vinden zijn in bibliotheken:

Biografie of autobiografie

Griezel

Psychologisch

Spanning en avontuur

Zeeverhaal

Detective

Historisch

Romantisch

Sprookjes

 

Dieren

Humor

Sciencefiction

Waargebeurd

 

Erotiek

Oorlog

Sociaal/politiek

Western

 

 In het tweede deel van dit boek gaan we verschillende genres in detail bekijken. 

Functie van verhalen.

De functie hangt af van het genre: bv. een biografie heeft de functie om te informeren en daarna om te entertainen.

Functies:

 

Genre:

Levensbeschouwelijk

Religie, expressie

Sociaal, (auto)biografie, historisch, waargebeurd, psychologisch

Esthetisch

 

 

Politiek

Status, protest

Sociaal/politiek, (auto)biografie

Economisch

Reclame, werk

 

Educatief

Opvoeding, informatief, reflectie

(auto)biografie, historisch, oorlog, romantisch, waargebeurd

Vermaak

Amusement

Detective, Erotiek, Griezel, Humor, Romantisch, SF, Spanning en avontuur, Spoorkjes, Western, Zeeverhaal

Als we de functie van een verhaal willen bepalen is het handig om een antwoord op de volgende vragen te stellen: kan ik het werk in schoolverband gebruiken? Kan ik er een abstract begrip mee uitleggen?

De reeks De reizen van Alex kan gebruikt worden in schoolverband tijdens het vak geschiedenis. De informatie in deze albums is waar.

De reeks Historische personages/Alex presenteert - Historische personages zit in dezelfde lijn. De functie is bij deze reeksen informatief (educatief). Het geeft nadere toelichting bij de avonturen van Alex. De nieuwste reeks Historische personages gaat verder dan de tijd van Alex: Napoleon. 

Een ander voorbeeld is Egon Schiele: leven en sterven van Xavier Coste. Het is een biografisch verhaal over de kunstenaar. De graphic novel bevat biografische informatie in tekst naast het getekend verhaal. De functie is educatief. Bij beide voorbeelden is het amusement een bijkomende functie.


zondag 21 juni 2020

Hoofdstuk 1: Storytelling Art. Deel 4 (Slot van dit deel)

Vervolg op: Deel 3

We komen dichter bij de kracht van strips in relatie met verhalen.


Vertellers kunnen manipuleren, interesseren, indoctrineren, kalmeren, genezen, ontspannen, verwarren, overtuigen, voorbereiden en nog zo veel meer. 
Verhalen kunnen evengoed voorbereiden: Amerika deed in de strip al mee aan de oorlog nog voor dat officieel het geval was: Captain America verkoopt Hitler een dreun in Captain America Comics #1 (maart 1941)[1]. Vijf maanden later krijgt Hitler klappen van Daredevil (juli 1941) in het eerste nummer van Daredevil Comics[2] (Lev Gleason Publications). De reactie van de SS op Superman toont de kracht van verhalen en van de strip. De Nazi’s zagen Superman als verderfelijk. Zeker na het verhaal How Superman Would End the War[3].

Nog voor de mensheid er in slaagde personen naar de maan te sturen was Kuifje er al geweest in On a marché sur la Lune[4] in 1954. Voor Kuifje waren Suske en Wiske al op de maan geweest in De mottenvanger, gepubliceerd in De Standaard van 1948-1949 en in album verschenen in 1957.

Verhalen zijn dragers van waarden (Bijbel, Thora, Koran) en van kennis. Kennis is datgene wat men door studie of oefening geleerd heeft. Kennis is een stap in een proces. Een verhaal is een manier om kennis over te brengen. Een verhaal kan als een spiegel werken. Het kan ons doen nadenken over een situatie, over hoe we zouden reageren als wij in de schoenen stonden van de personages. Een eenvoudig verhaal kan een schat aan kennis bevatten. De ervaring van het personage wordt onze ervaring en wij geven die op onze beurt weer door.

Verhalen worden vaak gezien als niet wetenschappelijk. Want wetenschap is toch de waarheid? De wetenschap bestaat uit bewezen feiten. Dus verhalen zijn educatief niet ideaal. Toch niet, want verhalen zijn een krachtig communicatiemiddel. Een verhaal is, net als een beeld, concreter dan abstracte begrippen. En met abstracte begrippen krijgt een schoolkind veel te maken. Goede verhalen bezitten levensechtheid en waarschijnlijkheid. En we hebben al aangetoond dat verhalen vertellen iets natuurlijk is, de mens denkt als het ware vanzelf in verhaalvorm. Als er in de klas meer verhalen worden gebruikt zal de leerling de leerstof naar zich toe trekken en persoonlijk in zich opnemen.

Bij verhalen is er geen sprake van een generalisatie, want dat is niet boeiend. De levensechtheid, het betrekken van mensen, maakt dat verhalen zo sterk zijn. Want wat boeit een mens nu het meest? Toch wel een ander mens. En verhalen gaan over andere mensen. Bij droge (wetenschappelijke) feiten is er geen ruimte voor iets onverwachts. Dus geen spanning en dat hebben verhalen wel. Verhalen kunnen evengoed vragen oproepen en aanzetten, en stimuleren tot kritisch denken.

Einde van dit deel.


[1] Uitgegeven door Timely Comics (later Marvel) en is het debuut van Captain America. Captain America was een creatie van Jack Kirby en Joe Simon.

[2] De Daredevil van Lev Gleason Publication is niet dezelfde als de Marvel Daredevil. Lev Gleason Publication publiceerde o.a. Crime Does Not Pay. De uitgeverij hield op de bestaan in 1956.

[3] Verhaal kwam uit in februari 1940 door Siegel en Shuster. De SS reageerde in hun officiële blad Das schwarze Korps in april 1940.

[4] Vertaalt als Mannen op de maan, het 17de album in de reeks Kuifje van Hergé. Het is het vervolg op Objectif Lune (Raket naar de maan) uit 1953. Beide zijn uitgeven bij Casterman.



zaterdag 20 juni 2020

Hoofdstuk 1: Storytelling Art. Deel 3

Vervolg op: Storytelling Art deel 2.

We keken naar de kracht van verhalen en gaven als voorbeeld rotstekeningen. Maar wat het doel van deze rotstekeningen juist waren, weten we niet zeker. 

Combinatie van beeld en vertellen.

Een combinatie van beeld en vertellen waar we wel zeker van zijn, zien we bij de Duitse Bänkelsänger. Deze vertellers bleven actief tot in de jaren 1940. De verteller of zanger ging op een bank staan en gebruikte een stok om de afbeeldingen aan te duiden. Deze manier van vertellen, noemen we ook wel canta historia ofwel gezongen verhaal en nog andere namen doorheen de wereld. Wat ze allemaal gemeen hebben is dat er een verhaal vertelt of gezongen wordt en daarbij verwezen wordt naar een serie van beelden.

In Azië waren het vooral religieuze verhalen die verteld werden en deze vertellers hadden lange horizontale vellen met beelden op. Deze komen vandaag de dag nog steeds voor in Azië. De Kamishibai is zo’n voorbeeld van een verteltheater aan de hand van beelden. In de boeddhistische tempels gebruikte de monniken houten theaters en emakimono (rol met beelden) om de religieuze verhalen te vertellen. De kamishibai bestaat nog steeds en heeft zijn opmaak ook in het Westen gemaakt. 

In de digitale wereld krijgt het vertellen van verhalen een nieuwe vorm. Toch is de nood aan verhalen en vertellen niet afgenomen door de technologie die alsmaar blijft groeien en door het alomtegenwoordige internet. Storytelling is een kunst die zowel modern als oeroud is. Verhalen slaan bruggen over verscheidenheid en conflicten, zij overspannen generaties. Verhalen zijn een visie op de universele menselijke erfenis.

Digital storytelling is de modernste uitdrukking van een oeroude kunst. Bij deze digitale verhalen komen woord, beeld en klank samen, hierdoor krijgen we een extra dimensie. Verhalen worden nu wijd verspreid door sociale media. Hier worden ze verweven met andere verhalen. In die zin is Facebook of Instagram één groot verhalenboek: een verhalenboek met verschillende gezichten die verweven worden tot bijna één geheel.

Wordt vervolgd...

 Afbeelding: Hieronymus Hess (1799–1850), Bänkelsänger in Basel (tussen 1830 -1850).


dinsdag 9 juni 2020

Vervolg: Hoofdstuk 1: Storytelling art

Vervolg op: Storytelling art deel 1.

Dat wij, als mens, verhalen vertellen is zo oud als de mens zelf. De drang om verhalen te vertellen is niet pas ontwikkeld. We kunnen dus stellen dat ook de prehistorische mens verhalen vertelde. Of hier al een verband is tussen het gebruik van beelden bij het vertellen is enkel giswerk. Wellicht bestaat er vanaf het begin een verband tussen beeld en woord. Over de functie van de grotschilderingen bestaan enkele theorieën. Nemen we het voorbeeld van schilderingen van dieren:

  1. Religieus – magisch: door het dier af te beelden vangen ze de geest en verloopt de jacht minder gevaarlijk. Of stemmen ze de geest van het dier gunstig.
  2. Strategisch: de jacht voorbereiden door bij de afbeelding van het dier, waarop ze gingen jagen, uit te leggen wat het plan is voor de eigenlijke jacht.
  3. Avontuur vertellen – nabeschouwing – les leren: na de jacht vertellen de jagers over de gebeurtenissen aan de stam. Hierdoor kunnen de jongeren lessen leren uit de fouten of successen van de ouderen.
  4. Geheugensteun: bij het vertellen van een verhaal kan een geheugensteun wel eens van pas komen. Het maken van tekeningen bij het leren onthouden van een tekst helpt. Iedereen maakte in de lessen op school wel eens een droedel in de marge van de werkboeken.

 In elke theorie staat het vertellen centraal. Het vertellen om voor te bereiden, om na te bespreken en om anderen te doen leren. Verhalen dienen voor de overdracht van een cultuur. Het zijn meer dan gewone illustraties. We bekijken deze beelden op de wanden van rotsen en grotten als kunst. Maar ze dienden een andere functie dan het puur esthetische. De beelden hadden een specifieke betekenis voor de mensen binnen een maatschappij. In zijn documentaire over de westerse beschaving geeft Kenneth Clark het voorbeeld van het houtsnijwerk op een Vikingschip: wij kijken naar deze drakenkop als een kunstwerk. Dit is niet de oorspronkelijke bedoeling ervan. Net zoals de kruisweg in een kerk niet bedoeld is als mooi kunstwerk om de kerk te versieren.

Åsa Fredell spreekt in haar studie over prehistorische rotskunst[1], over de communicatieve en sociale betekenis van de prehistorische beelden op de rotsen. Communicatief en sociaal zegt zij. Dus, voorbereiden, nabespreken of aanleren.

Fredell ijvert voor een studie van deze beelden in relatie tot zichzelf en tot de andere beelden in het paneel[2] (in dit geval rots). Als we de beelden als een semasiografisch systeem[3] bekijken, worden ze onderdeel van de geschiedenis van het schrift.

De semasiografie is het vastleggen door middel van tekens van een betekenis[4]. Het gaat hierbij om de registratie dat er iets moet onthouden worden in plaats van wat er onthouden moet worden. Een semasiogram dient dus als communicatie maar niet als taalteken. Wat men wil onthouden en meedelen wordt in een beeld vastgelegd, dit noemen we pictografie. Wanneer deze beelden in een rots gekerfd zijn noemen we dit een petroglief. Een petrogram is dan een tekening op een rots aangebracht met kleurstof.

 Het is mogelijk dat de rotstekeningen begonnen zijn als semasiografisch in de vorm van petrogliefen of petrogrammen. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat bv. de afdrukken van handen op grotwanden dienden als geheugensteunen zoals een knoop in een zakdoek: wat men moest onthouden dient via associatie terug te komen. De tekeningen op rotsen beroepen zich op visuele associaties, afspraken en het geheugen[5].



Wordt vervolgd.

[1] Volledige titel van het hoofdstuk: To Let the Pictures Talk: Possibilities and limitations in the interpretation of prehistoric figurative rock art. Fredell, 2004.

[2] Fredell, 2004, p. 138.

[3] Vertaling van het Engelse semasiographic system in Fredell, 2004, p. 147.

[4] van Bork, Delabastita, & van Gorp (et.al.), 2012.

[5] Fredell, 2004, p. 140.


zondag 31 mei 2020

Deel 1 De grondbeginselen van de comicologie. 1: Over het wezen van de strip

Comicologie (uit het Engels comic “strip” en het Grieks lógos "leer") is de leer van de strip en beeldverhaal. Comicologie wordt gerekend tot de kunstwetenschap.

Comicoloog: de comicoloog zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: comicologen (meerv.), de comicologe zelfst.naamw. (v.) Beoefenaar van de studie van de strip en het beeldverhaal.

Beoefenaar van de comicologie.


I

Over het wezen van de strip.

Om te weten wat een strip is moeten we de essentiële elementen van de strip ontleden. De strip is een cultureel object. Een levend organisme[1] dat zich ontwikkelt, verandert en een bepaald doel heeft. De elementen van de strip zijn niet statisch. De strip is niet enkel een medium, maar een manier van lezen. Een manier om een verhaal te beleven en vertellen. De strip is boven alles, een vertelling, een verhaal van begin tot eind.

Tijdens het Comic Festival in Lucca van 1989 heeft een team van specialisten bepaald dat de geboortedatum van de strip 1896 is[2]. In 1896, meer bepaald op zondag 25 oktober van dat jaar, kwamen er in The Yellow Kid van Richard F. Outcault voor het eerst tekstballonnen voor. Voor het team van 1989 was de tekstballon het essentiële element om van een strip te spreken.

Over The Yellow Kid van Richard F. Outcault wordt daarom gezegd dat het de eerste echte strip[3] is. Het verhaal verscheen voor het eerst in 1895 in de New York World van Joseph Pulitzer en later bij diens rivaal William Randolph Hearst (New York Journal). De twee waren in een hevige competitiestrijd verwikkeld en de strip van Outcault bleek een belangrijk element te zijn in deze strijd.

We moeten er wel rekening mee houden dat deze bepalende voorwaarde werd vastgelegd in 1989. De keuze voor Outcaults strip van 1896 als referentiepunt maakt van Amerika de geboorteplaats van de moderne strip. Met de vermoedelijke bijbedoeling dat men van 1996 een speciaal jubileumjaar kon maken: 100 jaar strip! Dat hiermee Amerika de geboorteplaats werd, was ook mooi meegenomen.

De tekstballon is een belangrijk element in de strip, maar niet de bindende factor. Het gebruik van tekstballonnen bestaat al langer, bijvoorbeeld in politieke cartoons uit de 18de eeuw.

We hebben al twee elementen van de strip: tekstballon (woord) en verhaal. Tekstballonnen en woorden zijn niet de bindende factor, niet alle strips hebben deze elementen als kenmerken. Het is mogelijk om verhalen te vertellen zonder woorden. Als we de aanwezigheid van tekstballonnen het essentiële element maken sluiten we al de woordloze strips uit. Wat alle strips gemeenschappelijk hebben, is dat ze een verhaal brengen.

Om te beginnen diepen we uit wat alle strips gemeen hebben: verhaal en beeld. De strip is een vorm binnen de storytelling art. Storytelling art is het begin van de kunst en daarmee een essentieel element in de definitie van kunst. Elke kunstvorm vertelt een verhaal op zijn eigen manier. Kunst ontstaat vanuit een verlangen. Het verlangen van de kunstenaar een idee en/of visie te uiten. Een beeldhouwer probeert in een tastbare vorm een verhaal te boetseren. Schilderkunst, beeldhouwkunst en tekenkunst zijn vormen van storytelling art. Een modernere vorm is film. Wat laatstgenoemde kunstvormen gemeen hebben met de strip is dat ze gebruik maken van beelden.

Hier past de term die we bij Will Eisner tegenkomen: graphic storytelling[4].

Een danser vertelt een verhaal aan de hand van choreografie, een muzikant via noten, tonen en klanken gecombineerd met een songtekst, en een dichter via woorden. Al deze kunstvormen maken gebruik van dezelfde principes.

Het tweede bindende element, naast het vertellen van een verhaal, is het gebruik van beelden. De beelden in de strip zijn veelal getekend, maar tegenwoordig worden ze ook steeds vaker geschilderd of gerealiseerd in mixed media tot volledig digitaal. De strip is een discipline binnen de beeldende kunsten.

Eén afbeelding is echter niet voldoende om van een strip te spreken[5]. Eén afbeelding (realistisch schilderij of gestileerde cartoon) beelt een bepaalde gebeurtenis af. Om van een strip te spreken moet er een sequentie aanwezig zijn. Er moet een actie in zitten. Een actie in de strip is een sequentie van daden en gebeurtenissen. Ivan Brunetti definieert strip als een (korte) sequentie van panelen[6].

Voor de strip kunnen we een subcategorie creëren in het genre van storytelling art: de sequentiële kunst[7]. Film en mondeling gebrachte verhalen die we voorbrengen of voorlezen behoren tot deze sequentiële kunst: een verhaal is een vertelling van een opeenvolging van gebeurtenissen. Schilderkunst kan tot de sequentiële kunst behoren.

Uit deze elementen heb ik de volgende definitie kunnen afleiden, naar het origineel van Carl Potts[8]:

Narrative + Art + Sequention = comic

In deze versie heb ik het, bij Potts voorkomende, Sequential Visual Storytelling (SVS) vereenvoudigt tot Sequention. Het eerste element narrative verwijst naar storytelling (verhaal). Art verwijst naar het gebruik van tekeningen, schilderijen of zelfs foto’s. Met andere woorden beeld. Het belang van beelden komt uitgebreid aan bod.

In het volgende hoofdstuk komen de eerste twee aspecten uit de definitie (verhaal en beeld) in detail aan bod. Dan hebben we de essentiële kenmerken toegelicht. Hierna bekijken we een (beknopte) geschiedenis van de strip als combinatie van verhaal en beeld in sequentie.



[1] Vertaling uit de introductie door Tom Spurgeon. Orinineel: Van Lente & Dunlavey, 2012, p. 3.

[2] Gravett, 2013, p. 24.

[3] Van Lente & Dunlavey, 2012, p. 8

[4] De studie van Will Eisner: Graphic storytelling and visual narrative, originele versie uit 1996.

[5] De term strip verwijst al naar dit kenmerk: een strook afbeeldingen waarin een verhaal verteld wordt.

[6] Origineel in het Engels: ‘a short sequence of panels’ (Brunetti, 2011, p. 12).

[7] De term werd voor het eerst gebruikt door Will Eisner in zijn studie Comics and Sequential art (1985).

[8] Potts, 2013, p. 14


zaterdag 30 mei 2020

Het Stripboek: De grondbeginselen van de comicologie


Vanaf nu gaan we op Gestript elke week een aflevering publiceren van Het Stripboek: De grondbeginselen van de comicologie. Mijn studie over stript, dat begon in 2013 en eigenlijk nog altijd loopt, al is het grootste deel neergeschreven in 2017. Nu deel ik dit (eindelijk) met de buitenwereld. Dit weekend krijgt u twee afleveringen.

Eerste aflevering: Inleiding.


Dit is geen stripverhaal, maar een boek over strips. Dit boek kent een lange ontstaansgeschiedenis: het begon als een studie toen ik nog aan de bibliotheekschool in Gent studeerde. Tijdens mijn laatste stage stond ik in de Stedelijke Openbare Bibliotheek van Turnhout, toen nog dé verzamel en centrum bibliotheek voor het stripverhaal. Want Turnhout was toch dé stripstad! Ja, toen nog wel.

In ieder geval begon ik de stripcollectie een beetje op te kuisen. Tussen de rekken en bakken ontdekte ik een label met ‘Diversen’. Een label waar mijn tenen van gaan krullen. Wat is dat diversen? Hoe moet de lezer zijn boek terug vinden als het bij diversen staat? Want alles met dit label werd gewoon in de bakken gestopt. Ja, gestopt, want in welke bak deed er niet toe: het zat op zijn plaats. Hoeveel bakken er zo waren, weet ik nu niet meer precies, maar het was een genoeg werk voor een paar maanden. Volgende criteria werd gehanteerd voor het label ‘Diversen’: alles dat (nog) geen reeks is (vanaf 3 albums), one-shots en gewoon albums die niet te definiëren waren aan andere criteria (genre, auteur, andere taal). Er waren dus albums die nooit uit de ‘Diversen’ kwamen, want een one-shot is per definitie een album waar er nooit van zijn leven drie van zullen verschijnen.

Het leek mij een goed idee om een nieuw label te creëren: ‘Graphic novels’. Trouwens, ik haalde er albums uit waar in tussen een derde van was verschenen of in de loop van de komende maanden ging verschijnen. Dat bespaarde later al extra werk. Goed, terug naar de graphic novels. Het idee werd goedgekeurd.
Maar dan kwam de vraag: wat is nu juist een graphic novel? Hoe gaan we een graphic novel onderscheiden van ‘gewone strips’?
Ik begon te lezen, ontleende studies om thuis verder te lezen en overliep alle titels in de Diversen-bakken. Karren passeerden mijn kantoortje, notitiebladen schreef ik vol. Het wegwerken van deze notities is tot op heden nog altijd niet volledig gelukt. Op het einde van de rit had ik een lijst met criteria. Die lijst moet ergens op het wereldwijde web rondslingeren. Ik meen mij te herinneren op Kenniskantoor, een platvorm voor bibliotheekpersoneel.

Strips waren al langer mijn interesse, maar vanaf toen werden ze ook mijn passie en later mijn werk. Nog altijd op school in Gent besloot ik de resterende vakken ook richting strips te duwen. Met als resultaat dat ik met grote onderscheiding die resterende vakken had afgewerkt. Maar daar liet ik het niet bij: de scripties die ik voor school had geschreven waren vooral bibliotheekgericht. Ik wou verder en bleef schrijven en de notitiebladen wegwerken.

Ondertussen werkte ik bij de Standaard Boekhandel in Turnhout en de stripafdeling werd aan mij overgelaten. Nu zou mijn leesstapel nooit meer kleiner worden. Elke dag las ik een strip en tegen het einde van de week, had ik alle nieuwe uitgaven gelezen. Toen begon ik ook te schrijven voor de Boekenkrant en BKStrips. Ik moest mijn kennis toch ergens kwijt. Niet veel later kwam daar mijn eigen website bij: Gestript!. Ondertussen bleven er ook boeken verschijnen over strips en bleef ik lezen en notities maken. Gek genoeg zijn alle bevindingen hetzelfde en behandelde geen enkel boek dat waar ik naar op zoek was:

Waarom bestaan er boeken die wel literatuur en jeugdboeken behandelen maar geen strips. De boeken die er bestaan over strips blijven eigenlijk in de niche zitten. En daar moet verandering in komen.

Daarom besloot ik mijn (persoonlijke) studie naar en over strips in een andere vorm te gieten. En die vorm is wat u nu in handen (of op uw scherm) heeft: Het Stripboek!

Ik hoop dat u net zo veel plezier beleeft aan het lezen als ik aan het maken had. Ik wens u niet de frustraties die ik er bij had. Alleen plezier, want op die manier kunnen we de strip naar een hoger niveau tillen, weg uit de niche een recht in het hart van iedereen. Want daar horen strips thuis!

Veel leesgenot,
Elias Jonkers.
November 2017.

Deze tekst is de inleiding zoals ik die in 2017 heb geschreven. In de periode tussen mijn werk bij Standaard Boekhandel heb ik nog voor stripuitgever Dark Dragon Books gewerkt die toen als Darsil Media samen met Silvester strips verdeelde. En ondertussen werk ik terug in de Bibliotheek van Turnhout. 

donderdag 2 maart 2017

De graphic novel - een studie.

Onderstaande tekst is een samenvatting van mijn eindproject aan de bibliotheekschool. Ik koos er voor om mijn project over graphic novels te doen. Voor mijn stagewerkzaamheden in de bibliotheek van Turnhout heb ik gezocht naar een antwoord op de vraag 'Wat is een graphic novel?' En wat is het onderscheid tussen een 'gewone' strip en graphic novel? Nadat ik zo wat de hele stripcollectie in mijn handen heb gehouden, had ik een criterialijst opgesteld.
Door Elias Jonkers.

Alle graphic novels zijn strips, maar niet alle strips zijn graphic novels.