maandag 28 maart 2016

Space road trip (met een kip, worstje en een klein meisje)

Avontuur, humor, vriendschap, geweld en een moraal. Dat zijn zowat de ingrediënten van de nieuwe strip van Craig Thompson. Ruimtekruimels is en meeslepende en fantasierijke graphic novel voor jong en oud die meer inhoud bevat dan een knotsgek sciencefiction-avontuur.
Door Elias Jonkers.



Zoals gezegd heeft Ruimtekruimels nog meer ingrediënten dan bovenstaande. Om het lijstje helemaal af te maken: dierenleed, verdriet, enorme afvalbergen, kapitalisme, discriminatie en andere rompslomp die bij het mens-zijn hoort. Thompson laat ons weer kennismaken met thema's als ecologie en rijk tegenover arm. Want het hoofdpersonage, Violet Marlocke, is niet rijk maar wel heel gelukkig: ze heeft ouders die haar ontzettend graag zien. Haar vader, Gar, is 'houthakker' in de ruimte en haar moeder, Cera, werkt als modeontwerpster. 


Wanneer Violets school wordt opgegeten door de ruimtewalvissen moet Violet wel mee met haar moeder. Wanneer Cera wordt gepromoveerd en op Oezz-Turr, het ruimtestation voor de rijken, mag gaan werken, ontmoet Violet Elliot, de zoon van een gemuteerde haan. Elliot heeft kleurrijke visioenen over de toekomst en is, in het begin, alles behalve een echte held.
Kort daarop verdwijnt Gar wanneer hij een geheime opdracht uitvoert voor de ruimtezagerij. Samen met Elliot en Zacchaeus, de op één na laaste Frankrufter die op het ruimtestort woont, gaat Violet op zoek naar haar vader.







 
Wat volgt is een roadtrip doorheen het heelal terwijl de ruimtewalvissen alles opeten en onderkakken. De grootste ramp in de geschiedenis van de mensheid is trouwens de ruimtewalvissendiarree die hele planeten onbewoonbaar maakt. 
De ruimtetuigen waarmee gevlogen wordt zijn leuke verzinsels  en de bewoners van het heelal zijn een bonte verzameling van verschillende soorten, de ene al wat gekker dan de andere.



 
U ziet het al, aan fantasie ontbreekt het in dit verhaal niet. Maar waar het boek ook niet aan ontbreekt is de tekenstijl. We zijn het gewoon om van Craig Thompson zwart-wit verhalen te lezen in een ruwere stijl dan we nu onder ogen krijgen. Ruimtekruimels blijft in de onmisbare Thompson-stijl, maar is toch anders dan Good-bye Chunky Rice, Blankets en Habibi
Craig Thompson bewijst weer maar eens dat hij het striptekenen duidelijk onder de knie heeft. Zijn pagina's zijn een plezier om naar de kijken en de compositie en paneelranden maken deel uit van het verhaal. De doorsnedes van de ruimtetuigen geven interessante beelden.
Voor de inkleuring nam Thompson Dave Stewart onder de arm. Voor zijn werk is Stewart al negen keer bekroond met een Eisner Award. 



 
Door de fantasievolle tekeningen, de compositie en de rijke inkleuring is Ruimtekruimels een prachtig visueel schouwspel. Het verhaal is amusant met een sociale en ecologische boodschap voor kinderen en volwassenen. 
Craig Thompson bewijst nog eens dat hij niet in de vergetelheid zal terechtkomen, want hij heeft mee de koers uitgezet voor de hedendaagse strip.

Boekgegevens:
Craig Thompson, Ruimtekruimels, Casterman, softcover, 320 pagina's, ISBN 9789030371564 (€19,95)


















Dit artikel verscheen ook op de website van de Boekenkrant: http://www.boekenkrant.com/space-road-trip/

donderdag 24 maart 2016

Een superheld uit Den Haag

Er bestaat zoiets als regrettable superheroes; dit zijn helden die nooit zo ver als de bekendste uit de DC en Marvel stal vlogen. Zij zijn 'regrettable' omdat ze gewoonweg verloren gelopen zijn in de massa. Dit artikel gaat over een nieuwe held, een Nederlandse held die hopelijk niet bij de lijst van betreurenswaardige superhelden terechtkomt. Haes gaf in februari zijn eerste album uit over de Haagse superheld de Lijn.
Door Elias Jonkers.


Het verhaal van de Lijn gaat als volgt: Thijs Vermeers wereld stortte in toen zijn vriendin en schoonouders werden vermoord. Door gebrekkig bewijsmateriaal kwamen de daders vrij. Dit kon Thijs alleen maar beantwoorden met het recht in eigen handen te nemen. Maar al gauw leerde hij dat de grens tussen goed en kwaad vaak flinterdun is en dat sommige lijnen beter niet overschreden worden. Nu stelt hij alles in het werk om de misdaad te bestrijden en beschermt hij onschuldige burgers in Den Haag. Sindsdien is hij... de Lijn.

De naam alleen is al goed gevonden: de lijnen die niet overschreden mogen worden, de grens tussen goed en kwaad is een flinterdunne lijn. En het kostuum ligt helemaal in de lijn van zijn naam: zwart met een rode lijn. 

Het oorsprongsverhaal doet ons denken aan een andere superheld. Ook een die zijn leven zag instorten toen zijn geliefden werden vermoord en die ook heeft gezworen de misdaad te bestrijden. Ik heb het over één van de meest populaire superhelden; Batman. 
We spreken over de Lijn als een misdaadbestrijder, dit is een gegeven dat belangrijk is want geen enkele held, inclusief Batman, zal ooit de misdaad volledig uitroeien. Dit gaat in tegen hun interne, onbewuste verlangens. Bij superhelden zien we vaak een conflict tussen hun interne en externe verlangens. 

Externe, bewuste verlangens: de stad of een bepaald gebied vrijmaken van misdaad. Er voor zorgen dat alle burgers veilig zijn.
Interne, onbewuste verlangens: nooit stoppen met het bestrijden van de misdaad.

Stel je eens voor dat Thijs Vermeer/de Lijn slaagt in zijn externe verlangen: Den Haag is vrij van misdaad en iedereen is veilig. Op dat moment wordt de Lijn overbodig en moet hij weer naar zijn oude leven, dat van Thijs Vermeer. Maar kan hij dat wel? Weet hij nog wat het betekent om Thijs Vermeer te zijn na de traumatische ervaring zijn geliefden te verliezen in een gruwelijke moord? 
Dus zijn externe verlangen is in conflict met zijn interne verlangen om de Lijn te blijven, om nooit overbodig te worden. Dat is ook een reden waarom superhelden in de meeste gevallen nooit zullen moorden. Want dan roei je de misdaad uit.

De Lijn heeft een traumatische ontstaansgeschiedenis en een drijfveer om verkleed de stad in te trekken om de misdaad te stoppen, welke vorm deze ook aanneemt. Dit is net als alle superhelden doorheen de geschiedenis. 

Wat is er dan zo verfrissend aan de Lijn? Allereerst de plaats waar het zich afspeelt: niet in een fictieve stad of verafgelegen planeet. Nee, het speelt zich af in een stad die we allemaal wel kennen, al is het misschien slechts van naam: Den Haag.
Maar, hoor ik menig fan denken, er spelen zich ook superheldenverhalen af in New York. Ja, dat klopt. Maar ook in dat geval zijn er ontzettend veel fictieve elementen zoals een flatgebouw als hoofdkwartier of een school voor mutanten. 
Nee, de Lijn blijft lekker realistisch. 
Dat is ineens punt twee. Thijs Vermeer is geen superintelligente miljonair die verschillende soorten gadgets of een harnas ontwerpt of koopt. Nee, hij is een gewone burger die vanuit zijn kelder de misdaad bestrijd. En dan nog wel op zijn fiets! De Lijn is een bedreven vechter en bereidt zich goed voor. 
De Lijn in actie zien we in het eerste deel van het album: de vondst.

In deel twee, broertje, zien we de Lijn eigenlijk niet. Of jawel, enkel zijn arm. Dit doet mij denken aan The Spirit van toen Will Eisner deze nog schreef. Hij liet de Spirit in sommige verhalen ook niet of slechts toevallig voorkomen. 
Het eerste album van de Lijn heeft nog meer gemeen met The Spirit. Op enkele pagina's kan Haes een geloofwaardig verhaal neerzetten dat net juist genoeg vertelt. Een sterk verteller aan het werk!

De stijl is weer zo heerlijk Haes-achtig in zwart-witcontrasten en inventieve paginaschikking. Het enige kleurgebruik is de rode lijn in het kostuum van onze held. Dat vestigt de aandacht op het personage op een wijze die bij het geheel past. 

Haes laat zien dat hij als serieuze stripkunstenaar ook een prachtig heldenverhaal kan maken dat de noemer van plat vermaak niet mag krijgen, Haes doet met zijn de Lijn de mogelijkheden van de strip niet te kort. Hij geeft ons wederom een strip om te koesteren en om van te genieten, elke keer weer opnieuw. 

Na het lezen van de Lijn heb je als lezer een honger gekregen naar meer. Naar antwoorden op vragen en informatie in het album. Ik hoop alvast oprecht dat de Lijn nooit op de lijst van regrettable superheroes terechtkomt want de Lijn is een verfrissende, realistische held en één van de weinige met oorsprong in de Lage Landen. Het album zelf is ook een mooi verzorgde uitgave met een extra aan schetsen en voorbereidingen. 
Een korte samenvatting: Mooi werk van Haes!




woensdag 23 maart 2016

Analyse karakterontwikkeling: Batman

Goed ontwikkelde personages hebben zowel bewuste als onbewuste verlangens die hen motiveren. Deze verlangens zijn vaak in conflict met elkaar. Bij Batman/Bruce Wayne kunnen we enkele conflicten ontdekken tussen zijn interne en externe verlangens.
Door Elias Jonkers.

Batman door Tim Sale
De missie van Batman is Gotham vrij te maken van de misdaad en het beschermen van de inwoners. De missie van Batman komt uit de kindertijd van Bruce Wayne: hij was getuige van de moord op zijn ouders. Hij heeft geen nauwe relaties en weinig mensen kennen het geheim van Bruce Wayne/Batman. Dit komt bij de meeste superhelden voor, behalve bij Iron Man waar iedereen weet wie hij is.

Bij Batman is er een andere reden waarom hij geen echte nauwe relaties heeft, geen echte vrienden. De dood van zijn ouders was zo emotioneel traumatisch dat Bruce/Batman niet opnieuw dit verlies wil meemaken. Daarom houd hij anderen op een afstand. Omdat Bruce zich zo heeft afgesloten is hij niet meer op zijn gemak als Bruce Wayne tussen de andere rijken en groten van Gotham City. Hij is enkel nog op zijn gemak als Batman omdat Batman geen vrienden moet hebben, Batman moet geen sociale contacten leggen want dat is niet de taak van Batman.

De rivaliserende verlangens van Batman zijn:
  • Externe, bewuste, verlangens: Gotham vrij maken van misdaad.
  • Interne, onbewuste, verlangens: nooit ophouden met de strijd tegen misdaad.

 Als Batman slaagt in zijn missie wordt hij overbodig. Dan blijft alleen Bruce Wayne over. Maar dan zou Bruce verloren lopen in de wereld, omdat hij zich zo lang heeft opgesloten en afgehouden van sociaal contact. Dus de misdaad moet blijven bestaan.
Dat maakt het personage onlogisch, want hoe hard hij ook werkt, Batman kan de misdaad nooit volledig beëindigen. Om de misdaad in Gotham te beëindigen zou hij levens moeten nemen, maar dat doet Batman niet. Het personage zegt zelf dat hij geen levens neemt omdat hij anders niet beter is dat de misdadigers. Toch is er een andere reden: Batman wil niet dat de misdaad echt stopt. Batman is dus een crime fighter  in plaats van een crime exterminator.

Michael Keaton in Batman (1989)
Batman is volledig het tegenovergestelde van zijn (aarts)vijanden: Batman zal zich altijd willen verbergen in de schaduw. Hij is introvert, terwijl de schurken van Gotham willen tonen wat ze doen of gaan doen. Zeker The Joker, hij is een extrovert personage: hij zal altijd streven naar ‘Kijk naar mij!’. Dit principe heeft Tim Burton in zijn Batman-film toegepast.

Onderstaand voorbeeld illustreert de impact van het personage als cultureel icoon:
Al snel kwam men met de vraag: ‘is Batman gay?’ Zowel visie ‘ja’ als ‘nee’ kunnen argumenten vinden om hun antwoord te staven: dat is de kracht en ook het gevaar van een symbool. Fredric Wertham waarschuwde ons in zijn boek Seduction of the innocent dat Batman en Robin homo zijn.
“They live in sumptuous quarters, with beautiful flowers in large vases, and have a butler, it is like a wish dream of two homosexuals living together.”

De Co-Publisher van DC Comics, Dan DiDio, zei hierover: 
“No, Batman is not gay. Because he isn’t written that way.”

Schrijver Alan Grant zei dat de Batman die hij voor 13 jaar heeft geschreven niet homo is. Hij zegt zelf dat geen van de schrijvers hem als homo heeft geschreven. 
Een andere mening horen we bij George Clooney.  Hij vond dat hij Batman als homo moest spelen omdat: 
“I was in a rubber suit and I had rubber nipples”
Het is maar wat je onder "homo zijn" verstaat, denk ik dan. Maar misschien heeft het ook wel met fantasieën van George Clooney te maken? 

De interpretatie van Batman, zij het homo of hetero, is subjectief maar niet bedoeld door de bedenker, Bob Kane.

EJ

donderdag 17 maart 2016

Menselijke kloon en religieuze sektes

Met Reborn debuteert Aimée de Jongh in het sciencefictiongenre. Na haar graphic novel De terugkeer van de wespendief bewijst ze dat ze ook thuis is in spannende avonturenstrips. Reborn is iets totaal anders dan haar vorige werken. 
Door Elias Jonkers.

Aimée de Jongh studeerde af aan de kunstacademie van Rotterdam in animatie en heeft al verschillende prijzen gewonnen en op internationale tentoonstellingen gestaan. Haar oeuvre gaat van illustraties en film tot strips en schilderijen. 
Haar strips omvatten ook het hele gamma: van leren lezen (Kito en Boris) tot gags naar graphic novels.

Het verhaal van Reborn speelt zich af in de nabije toekomst. Ook in 2038 vragen ouders zich af wanneer hun kind terug thuis komt van het uitgaan en maakt Elise zich mooi om te schitteren op haar galabal. Ook in de toekomst worden meisjes gedumpt. Maar vanaf dan loopt het toch enigszins anders. Wanneer Elise door haar vriendje Vincent gedumpt wordt besluit ze terug naar huis te gaan. Dat is een grote vergissing want thuis luistert ze, per ongeluk, het gesprek tussen haar ouders af en doet ze een schokkende ontdekking: zij is een kloon van de eerste Elise. 

Plausibel? Helemaal. Maar ook in het vervolg is het heel aannemelijk en zelfs wat actueel. Het lab waar Elise is gemaakt, werd door een religieuze sekte afgebrand en zij willen nu hun werk afmaken door Elise te offeren. De reden? Door te klonen en dus zelf leven te maken speelt de mens voor god en dat is een zonde. De mens mag niet te hoogmoedig worden. Is Elise de eerste menselijke kloon? Daar krijgt u antwoord op in Reborn. Wat zeker is dat zij de laatste menselijke kloon zal zijn. 
Of toch niet? Want Elise geeft ons nog een les mee om over na te denken: hoe groot is de kans dat de mens uit zijn eigen fouten leert? 



Het verhaal speelt zich op enkele dagen af waardoor er een snel tempo in het album ligt. Alleen voelt het einde wat gemakkelijk aan. Het had gerust wat langer mogen duren en minder op de manier van een deus ex machina. 
De toekomst die Aimée de Jongh ons laat zien is een ietwat donkere en harde buitenwereld waar er toch nog plaats is voor huiselijke warmte en liefde. Alleen kunnen we in deze huiselijke sfeer spreken van een adoptie 2.0 scenario. Is de kloon een ander persoon of hetzelfde als het origineel?

Aimée de Jongh bewijst wel nog maar eens dat ze weet hoe ze strips moet maken. Al heeft ook dit album hetzelfde probleem als bij De terugkeer van de wespendief: sommige beelden voelen wat vreemd aan qua opbouw. Maar voor de rest zit het album sterk in elkaar en toont ze ons een degelijk staaltje tekenkunst. De cover aan de andere kant is een mooi en sprekend schilderij. 
Ik hoop dat er een tweede deel komt. Al is het maar om te weten of mensen wel degelijk uit hun fouten kunnen leren.


woensdag 16 maart 2016

Roofdieren eten...

Het historische tweeluik De Roofdierenclub bij Casterman begon al sterk met deel 1 De boeman. De setting van dit donkere verhaal is victoriaans Londen. Een duister Londen dat heel wat geheimen verbergt. Dickens is in vergelijking met scenariste Valérie Mangin (o.a. Alex Senator) een watje. Wat hij niet durfde, vertelt Mangin in dit verrassende en duistere tweeluik.
Door Elias Jonkers.

Het verhaal speelt zich af in Londen, 1865. Het is een tijdperk van grote tegengestelden: de rijken genieten in hun clubs terwijl de kinderen van de armen gevaarlijk werk doen in hun fabrieken. De mensen gaan voor hun vermaak kijken naar de terechtstelling van een jong meisje dat slachtafval had gestolen om toch maar iets te eten.
Wat doen ze met het lijk? Een dokter gebruikt het in zijn colleges aan de universiteit om de inferioriteit van de armen te bewijzen. Ook de priester ziet niet wat er fout is aan het terechtstellen van het meisje. Toch is de terechtstelling van het meisje slechts een detail in het verhaal, een manier om de hoofdrolspelers aan de lezer voor te stellen en een sfeer te scheppen. 

Het is op dat plein dat Elizabeth Shepherd en Jack elkaar ontmoeten. Elizabeth is de dochter en enig kind van Charles Shepherd, eigenaar van Shepherd Cotton Mill. Jack is een straatjongen en wees die zich voordoet als schoorsteenveger. 
In het begin lijkt deze historische strip een verhaal van Dickens. Het verschil tussen rijk en arm. Tussen de mensen die elke dag een gevecht leveren om te overleven en noodgedwongen hun kinderen in de fabriek moeten laten werken. Terwijl de rijken alles in de schoot geworpen krijgen, gewoon omdat ze het geluk hebben in de juiste familie geboren te worden. Daar zit ook de minachting van Jack voor Elizabeth. Jack heeft een harder leven dan Elizabeth en zij maakt zich zorgen om kleine dingen. Maar dat kantelt in de loop van het verhaal.

Maar het verhaal gaat verder dan dat. De arme kinderen hebben het over de boeman. Elizabeth gelooft niet in de boeman maar ook Jack blijkt in hem te geloven. En daar heeft hij een goede reden voor: de boeman heeft zijn vader vermoord. Al zegt de Bobby dat de vader van Jack weggelopen is. 
Vermoord of weggelopen? Het lijkt in eerste instantie een verhaal over de zoektocht van Jack naar de waarheid. En dat blijft het ook wel want Jack wil kost wat kost bewijzen dat de boeman bestaat.
En niet als een mythisch wezen dat stoute kinderen komt halen maar wel als een moordenaar en dus als gewone man.

Maar wie zou nu een arme straatjongen geloven, of zijn vriend Peter uit de armenbuurt? Nee, ze moeten Elizabeth doen geloven dat de boeman bestaat. En hoe gaan ze dat doen? Door haar naar de schuilplaats van de boeman te lokken.
En wat ze daar ziet zal haar voor altijd veranderen. Het is een shock die het arme, onschuldige meisje niet snel zal vergeten.

Het verhaal zal choqueren en de tekenaar, Steven Dupré, heeft dat zeer doeltreffend weten vast te leggen in zijn realistische tekeningen. Al hebben de mensen soms wat te grote ogen om realistisch te zijn en zijn de gelaatsuitdrukkingen soms wat te statisch. Zoals op het moment dat Elizabeth het geheim van de boeman ontdekt: haar gezichtsuitdrukking blijft dat van een lief meisje. Op het einde van het verhaal is het al beter. Sommige gezichtsuitdrukkingen zijn wel treffend weergegeven. 

Oorspronkelijk wou Dupré zijn tekeningen doen aanleunen bij de stijl van de gravures uit de victoriaanse tijd. Dat was tijdrovend zegt hij zelf, al dat arceren. Dat deed hij eerst met penseel, later met pen. Normaal werkt Dupré zonder al te veel voorbereidingen maar dat verliep bij deze tweeluik even anders. Hier moest hij werken met storyboards. 
Naar eigen zeggen tekent hij ook liever natuurlandschappen en houdt hij niet van steden. Maar zoals een goed tekenaar betaamt past hij zich aan en stelt hij zich ten dienste van het verhaal. 
De smerige steegjes heeft hij alvast sterk weergegeven. Net als het choquerende tafereel op het einde van het album.

Steven Dupré werkt graag in een historische setting omdat hij dan niet te veel gladde, technische zaken moet tekenen. Maar hij is ook geen historicus, dus fanatiek onderzoek zodat alles zo authentiek mogelijk is, zit er bij hem niet in. Als iets decoratief interessant is, gebruikt hij het ook gewoon. Al heeft hij zich voor dit tweeluik voorbereid door films en series die zich afspelen in de victoriaanse periode te kijken. En daar heeft het album ook wel wat van weg. 

Voor het duistere scenario van Valérie Mangin is Steven Dupré de perfecte keuze om het in beeld te brengen. Hij weet het effect van het verhaal heel treffend over te brengen op de lezer. U zal versteld staan over de wending die het verhaal neemt. U zal, net als Elizabeth, gechoqueerd zijn. Maar u zal er geen spijt van hebben dit verhaal te lezen.

Om even de zin in de titel aan te vullen:... vlees.

maandag 14 maart 2016

Haes z'n stijl

En stijl heeft ie wel! Al ga ik mij beperken tot de tekenstijl. En die heeft hij in overvloed! Op deze website heb ik de vorige nummers van de Haesjager, het stripblad van Haes, besproken. Nu ga ik dieper in op alle facetten van Haes z'n stijl. 
Door Elias Jonkers.

Hoe zou ik Haes z'n tekenstijl beschrijven? Niet zo gemakkelijk, aangezien Haes een grote verscheidenheid toont in stijlen en ook experimenten niet schuwt. 
De verhalen die Haes vertelt hebben een autobiografische inslag. Of het zijn weergaven van dagelijkse herkenbare facetten van het leven. Dit noemen we wel eens tranche de vie of slice of life. Het gebruik van persoonlijke verhalen of alledaagse voorvallen is een ontwikkeling in de stripgeschiedenis die vooral een tegengewicht biedt aan de overheersing van de superhelden, de opper-mainstream van de stripindustrie. In Frankrijk noemden striphistorici dit La Nouvelle Bande Dessinée. De tekenstijl die met deze ontwikkeling gepaard ging, was van een naïviteit en grote schetsmatigheid.  
Daar kunnen we wel wat mee om Haes z'n stijl te beschrijven.

De stijl van Haes vertoont veel van de typische eigenschappen van de Nouvelle Bande Dessinée, in de zin van (ogenschijnlijke) eenvoud en openhartigheid. De tekeningen die Haes aflevert zijn van een souplesse die de indruk van gemak weergeeft. Ik geloof dat alleen grote tekenaars deze naïviteit kunnen bereiken. Tekenaars als Terry Denton, Quentin Blake, Simon Tofield, Philip Reeve en Martin Brown van o.a. de Horrible Histories boeken. De personages in deze boeken zijn van een cartooneske eenvoud.

Op de as van stijlaanduiding staat cartoon tegenover fotorealistisch, complex en specifiek. Een cartoon is alles behalve dat: een cartoon staat aan de kant van abstract tot non-figuratief. Een cartoon is eenvoudig en universeel. Een cartoon is een afbeelding die over alle grenzen heen zijn doel bereikt. Dit is omdat hij herkenbaar is. De lezer kan er zich met gemak mee identificeren.  


Haes werkt vooral in zwart-witcontrasten. In een vorig artikel stelde ik al dat Haes een magiër is in het gebruik van zwart-wit.  
Niet alleen het meesterlijk gebruik van zwart-witcontrasten is een stijlkenmerk van Haes. Ook het experimenteren zit hem in het bloed. En dit op een manier die doet denken aan die van de legendarische grootmeester Will Eisner. Haes is in dat opzicht een leerling van Eisner.

Het werken met korte verhalen in zwart-wit doet denken aan de Britse stripkunstenaar Glenn Dakin. Dakin experimenteerde in zijn Abe-cartoons met stijlen tot het abstracte toe. Dakin heeft ook niet veel lijnen nodig om iets weer te geven.

Het experimenteren van Haes geldt op alle vlakken: gebruik van panelen, verschillende stijlen in één strip, het gebruik van potlood, markers en ander materiaal. Je kan het zo gek nog niet bedenken.
Ja, zelf het gebruik van kleur.
De strip Terug bij af is een experiment in het gebruik van kleur. Het is misschien even wennen in het begin, maar zeker een waardevolle strip. 
Het verhaal is een heerlijk slice of life: het gaat over straatvegers. Maar u kan de strip beter zelf ontdekken. 

Haes z'n stijl is experimenteel van aard en vertoont een grote souplesse en naïviteit die alleen grote tekenaars in hun werk kunnen leggen. Ik heb maar één woord om de stijl van Haes te omschrijven, om zijn eigenheid te benadrukken. Haes z'n stijl is zo heerlijk Haes-achtig.
Maar wat Haes nog meer onderscheidt is de passie die hij in zijn tekenwerk legt. Deze passie kan je als lezer voelen telkens je een Haesjager in handen krijgt. Deze bundelingen van kortverhalen zijn met liefde voor het vak gemaakt en bevatten kortverhalen in verschillende stijlen.
Sinds dit jaar heeft Haes ook een volledig album uitgebracht over de superheld De Lijn. Een bespreking van dit album kan u later verwachten.

dinsdag 1 maart 2016

Na 70 jaar nog altijd sneller dan zijn schaduw!


Als men het over de Belgische strip heeft, worden in één adem de grote Hergé en zijn wijdverspreide Kuifje genoemd. Maar men vergeet wel eens de even grote en Belgische strip Lucky Luke. Wat nog meer mensen niet weten is dat de bedenker van de cowboy een Vlaming is. Maurice De Bevere, alias Morris, werd geboren in Kortrijk. Lucky Luke is een Belg en zijn bedenker een grootmeester van de strip. Dit jaar viert de lonesome cowboy zijn 70ste verjaardag. De perfecte gelegenheid om een hommage te brengen aan Luke en Morris.
Door Elias Jonkers.

Morris de Stoute en Goscinny de vindingrijke.

Hoewel Maurice, uitgesproken als Morris, werd geboren in Kortrijk (1923) speelde een groot deel van zijn leven zich af in Aalst, waar hij op het Sint-Jozefcollege op internaat zat. De paters droegen toen nog zwarte soutanes. Deze paters stonden model voor de vele lijkbidders in de albums van Lucky Luke. Na zijn middelbaar ging Morris rechten studeren in Leuven. Maar zijn interesse lag toch elders: bij beeldverhaal en film. Morris was een autodidact die al in het college graag tekende, waar hij karikaturen van leraren en medestudenten maakte.
Zijn professionele carrière begon bij de tekenfilmstudio CBA (Compagnie belge d'actualités), waar hij Franquin (Guust Flater) leerde kennen en de twee vrienden werden voor het leven. Morris lag qua vaardigheden voor op Franquin en door de invloed van Morris veranderde de stijl van Franquin van realistisch naar een meer cartoonachtige stijl. Wanneer in 1946 CBA werd gesloten, ging Morris aan de slag bij Dupuis.



Pseudoniem.
Het gebruik van een alias of schuilnaam is een veelvoorkomend verschijnsel onder schrijvers en stripkunstenaars. De redenen om een alias te gebruiken zijn heel divers. Van prestige tot het beschermen van de persoonlijke identiteit. 

Stanley Lieber schreef in 1941 een Captain America verhaal onder Stan Lee. Dit pseudoniem klonk internationaler en later veranderde Stanley zijn naam wettelijk in het pseudoniem. Jack Kirby klinkt ook Amerikaanser dan Jacob Kurtzberg

Een pseudoniem kan verwijzen naar de naam van de auteur zoals bv. bij Marc Sleen (Marcel Neels) of Merho voor Robert Merhottein. Gewoon Merho zal eenvoudiger zijn bij het signeren. 

Een ander fenomeen is het gebruik van de uitspraak van de naam of initialen om tot een pseudoniem te komen: 
- Hergé: Georges Remi = G.R. > R.G. = Hergé.
- Achdé: Hervé Darmenton = initialen H.D.  = Achdé.
- Haes: Hugo Seriese = H.S. = haes.


Het is in dat jaar – en bij die uitgever – dat ons verhaal begint. In december 1946 verschijnt in een nummer van Spirou Arizona 1880 van de hand van Morris. In dit verhaal is de held een cowboy met de naam Lucky Luke. Luke maakte bij de lezers een grote indruk en werd een groot succes.
Lucky Luke werd dan wel een succes, maar Charles Dupuis had zo zijn voorwaarden. Of eigenlijk had de Franse censuurcommissie haar voorwaarden voor alles wat uit het buitenland kwam. En voor Dupuis was Frankrijk een belangrijke afzetmarkt. Hierdoor kreeg je als het ware een soort van dubbel- en zelfcensuur. Morris had veel last van deze censuur bij de uitgever. Het brave was Morris te saai. Het neerknallen van bandieten, drinken en roken hoort nu eenmaal bij het westerngenre.  

Originele versie.
Zo knalt Lucky Luke in het originele verhaal (Vogelvrij, 1954) Bob Dalton door het hoofd. Dat ging Dupuis toch wat te ver en in het definitieve album wordt de dood van Bob buiten beeld gehouden. 

"...Ze hebben me verplicht het einde te veranderen. Het was te bloederig." 
Uiteindelijke versie: Bob valt gewoon in een ton.

Op de laatste plaat van het album Vogelvrij zien we vier de vier graven van de gebroeders Dalton met als opschrift: "Hier liggen de gebroeders Dalton. Gestorven zonder hun laarzen uit te doen. 5 october 1892." Officieel zijn ze niet gestorven door een schietgevecht met onze cowboy. 
detail: graven van de gebroeders Dalton.

Uiteindelijk mocht Lucky Luke zelfs niet roken, niet drinken, prostituees waren niet toegelaten enzovoort. Het zou Morris te veel worden. 
De in Duitsland verschenen bundel, Lucky Luke Gesamtausgabe 10: 1951 - 1954 (2005), kwamen zowel het bloederige als het brave einde aan bod. 

Vanaf 1947 tot 1955 maakte Morris slechts zo’n twee verhalen per jaar. Vanaf het negende nummer, Spoorweg door de prairie, schreef René Goscinny (Astérix) de verhalen. De twee stripkunstenaars hadden elkaar in Amerika ontmoet. Door de inventieve humor van Goscinny en de dynamische tekenstijl van Morris werd Lucky Luke een immens succes. Goscinny had trouwens minder problemen met de censuur. Hij zag dit als een uitdaging om telkens creatieve oplossingen te bedenken. 

Na het overlijden van Goscinny in 1977 kwam er een einde aan het superteam en had Morris drie jaar lang geen goesting om Lucky Luke te tekenen. De zeer vruchtbare samenwerking had 37 verhalen lang geduurd. Daarna nam Morris verschillende tekenaars onder de arm. 

Historisch en geparodieerd.

De Daltons waren geïnspireerd op de Dalton Gang: een bende outlaws die het Wilde Westen onveilig maakten in de jaren 1890. De laatste van deze echte Daltons stierf trouwens in 1937. Maar de echte Daltons waren dus dood en daarom kwam Goscinny met het idee om de neven naar voren te schuiven. 

Een telkens terugkerende verhaallijn is het ontsnappen van de Daltons, waarna ze telkens weer ingerekend worden door Lucky Luke. De moeder van de Daltons, Ma Dalton, is dan weer gebaseerd op Kate ‘Ma’ Barker, de legendarische crimineel in de Public Enemy era (1931-1935) in Amerika.
Dit zijn trouwens niet de enige historische figuren: Billy the Kid, Calamity Jane, Jesse James, Buffalo Bill…
Andere personages hadden het uiterlijk van filmsterren. Dit was omdat zowel Morris als Goscinny enorme filmliefhebbers waren. Zo maken Christopher Lee, Louis de Funes, Alfred Hitchcock en ook Serge Gainsbourg een verschijning in Lucky Luke
Alfred Hitchcock in album De postkoets (1968) als barman.

Door de censuur mochten de albums geen revolvers en doden meer bevatten. Maar een western zonder conflict, vuurgevechten en drank kan toch gewoon niet? Goscinny kwam met de humor af. Lucky Luke is een western gecombineerd met humor en dat is niet veel voorkomend in het genre. Luke bevindt zich vaak in cliché-situaties uit het Wilde Westen waardoor Luky Luke werd gezien als een parodie op het westerngenre.


Een humoristisch element is het paard van Luke: Jolly Jumper. En wat een slim paard is me dat! Hij speelt schaak en heeft een goed gevoel voor humor. Morris tekende graag paarden en dus is Jolly Jumper eigenlijk de held en Luke zijn toevallige berijder. 

De kleurrijke stijl van Morris.

Vroege stijl
In de albums van Hergé, maar ook bijvoorbeeld bij Willy Vandersteen, moesten de kleuren de werkelijkheid braaf nabootsen. Maar Morris gaat daar anders mee om. Hij gebruikt kleur op een meer gevoelsmatige wijze. Zo zijn de personages vaak helemaal rood, de lucht geel, objecten blauw… Maar Morris komt er mee weg want het ziet er allemaal ontzettend goed uit. Is het trouwens iemand al opgevallen dat Lucky Luke de Belgische driekleur draagt?
In het begin was de stijl van Morris ronder en nog meer cartoonesk dan in de latere jaren. Lucky Luke kreeg een iets realistischer uiterlijk, maar bleef nog altijd dat cartoonesk en dynamisch. Morris tekende zijn personages in een vlotte lijn.

Naar een andere uitgever.

Eind 1967 stapt Morris over naar van Spirou (Dupuis) naar uitgever Dargaud (Pilote). De officieuze reden was misschien de strenge censuur bij Dupuis, terwijl men bij Dargaud losser was op dat vlak. De  officiële reden was dat Morris bij Dupuis niet de harde kaft kreeg voor zijn albums en bij Dargaud wel. Het is bij Dargaud dat Lucky Luke zijn bekende slogan krijgt: ‘De man die sneller schiet dan zijn schaduw’. 

Na Morris en de toekomst.

 Morris stierf in 2001 en de reeks werd voortgezet door de Fransman Achdé, Hervé Darmenton, met de scenario’s van Laurent Gerra. Later werden ook scenario’s gebruikt van Daniel Pennac, Jascues Pessis en Tonino Benacquista. Voor het zevende album in de nieuwe reeks, De Avonturen van Lucky Luke naar Morris, staat Jul paraat als scenarist. Jul greep eerder net naast de keuze als nieuwe scenarist voor Astérix.  Wat we kunnen leren van het werk van Achdé is dat hij een trouwe leerling is van de oude meester Morris. Hij imiteert zijn stijl op een ontzettend goede wijze. 

In 2011 begon Achdé met de spin-off De avonturen van Kid Lucky. Deze albums bevatten vooral korte gags rond de kindertijd van Lucky Luke.
Naast de strips had Lucky Luke ook een leven op het witte doek. In 1983 verscheen de tekenfilmserie bij Hanna-Barbera. In 2001 verschenen De nieuwe avonturen van Lucky Luke, in 52 afleveringen. En in 2009 verscheen een serie rond De Daltons. In totaal kwamen er vier animatiefilms uit en ook een aantal videogames.
Ook de live-action films konden niet achter blijven. In de jaren 1990 verschenen er twee film met Terence Hill als Lucky Luke, opgevolgd door een serie. In 2004 verscheen de film Les Daltons, met Til Schweiger als Lucky Luke en in 2009 ging in Frankrijk opnieuw een Lucky Luke-film in première met Jean Dujardin als Luke.

Cover album van Bonhomme.
Omdat 2016 het feestjaar is voor Lucky Luke, staat er heel wat op de planning. In juni verschijnt het eerste hommagealbum L' Homme Qui Tua Lucky Luke van Mathieu Bonhomme (o.a. Esteban). Deze one-shot is meer volwassen dan de komische albums van Morris.
Het tweede hommagealbum staat gepland voor november en zal terug in de komische sfeer zijn. Dit album is van de hand van Guillaume Bouzard. Beide albums zullen in het Nederlands bij Ballon media verschijnen, al is het nog afwachten voor een juiste publicatiedatum.

In het Comics Station Antwerp zal Lucky Luke een hoofdrol spelen en ook op de Boekenbeurs is er een plekje gereserveerd voor de cowboy en zal er een grote Lucky Luke in Lego aanwezig zijn.
In Angoulême zal er tot eind augustus een tentoonstelling rond Lucky Luke en Morris plaatsvinden. Ter gelegenheid van deze expo heeft Dargaud een 312 pagina's tellende catalogus, L'art de Morris, uitgegeven met reproducties van originele platen van Morris. Dit artbook, in december 2015 verschenen, is momenteel alleen in het Frans te verkrijgen.
In Frankrijk, Duitsland, Italië en België mogen we speciale albumcollecties verwachten. In november geeft Spirou een Lucky Luke-special uit. Dupuis zal een integrale met alle verhalen en achtergronddossier uitgeven in november.

Lucky Luke is één van de meest succesvolle Belgische strips in de geschiedenis. Maar het wordt vaak vergeten als Belgische strip. Dit komt grotendeels doordat het verhaal zich in Amerika afspeelt. Kuifje, Kiekeboe, Suske en Wiske en Jommeke spelen zich ook vaak op verre locaties af maar beginnen altijd in België of Vlaanderen. Na hun avonturen keren de helden ook altijd terug naar de heimat. Bij Lucky Luke heb je geen verbondenheid met het land. Een ander aspect is dat de scenaristen Fransmannen zijn en de afzetmarkt meer naar Frankrijk toe gericht was dan naar het Nederlandse taalgebied.
Toch is Lucky Luke één van de pareltjes van de Belgische strips die niet moet onderdoen voor Kuifje, Suske en Wiske en De Kiekeboes.

De poor lonesome cowboy is, gelukkig, nog lang niet uitgezongen. En net zoals Lucky Luke de verre horizon tegemoet rijdt, kijken wij uit naar wat de toekomst brengt voor deze populaire cowboy.